Het beeld van de stille strijd brengt mij terug naar mijn kindertijd. Ik was de jongste van een groot gezin. Mijn oudste zus had een vriend Sjef waar ik dol op was. Hij was veel in ons gezin omdat zijn thuissituatie onhoudbaar was. Zijn vader had zeer agressieve buien sinds hij soldaat in Indië was geweest. Sjef was een fijne knul van 21 die voor dierenarts studeerde en mijn vader hielp op de boerderij. Hij was soms zo angstig voor de agressieve buien van zijn vader dat hij zich verschool op onze boerderij. Hij leed enorm onder zijn thuissituatie. Mijn ouders ontfermden zich over hem. Ik vond het altijd fijn als hij er was.
En dan die dag in december. Ik was negen jaar. Ik speelde schooltje met mijn vriendinnen. Mijn moeder was even naar het dorp. De telefoon ging. Dit moment staat in mijn geheugen gegrift. Alsof het gisteren was. De vader van Sjef schreeuwend aan de lijn “Sjef heeft zich opgehangen”. Hij bleef maar tegen mij razen. Ik stond te trillen als een rietje en rende naar mijn vader “Sjef is dood papa!” Hij vloekte. Ik zag de emotie in zijn ogen. Hij had zo zijn best gedaan om hem te beschermen en hem een veilige bedding willen bieden. Hem proberen te behoeden voor de woedeaanvallen van zijn (zieke) vader. Sjef was eraan onder door gegaan. Hij had de stille strijd verloren.
Ik was te jong om het bericht te bevatten. Te klein om het verdriet te dragen. Suïcide was een verboden en beladen onderwerp. Er was schaamte en er werd niet over gesproken. Mee naar de begrafenis mocht ik niet. Er was geen ruimte om gevoelens te delen. Het werd stil. Heel stil.
In stilte brand ik een kaarsje bij het beeld voor Sjef en alle jongeren met verborgen leed. Vastbesloten ga ik door met mijn strijd om gevoelens van onmacht en verdriet bespreekbaar te maken.
Deze column is geschreven voor het weekblad ‘Hallo Horst aan de Maas’. Om een andere inkijk te geven in wat ons beweegt in ons werk.